Zaterdag
Ook op de zaterdag is uitslapen er niet bij. Er is namelijk behoorlijk wat ‘buzz’ rondom het optreden van Witch Club Satan, een feministisch gezelschap waarvan het titelloze debuutalbum in 2024 is verschenen. En ruim voor aanvang ontstaat er een rij die tot aan het eind van het festivalterrein loopt. Gelukkig blijkt The Engine Room leeg genoeg om een groot deel van de belangstellenden onder te brengen, maar lang niet iedereen past erin. Het drietal sleept in ieder geval de prijs voor meest theatrale optreden van het festival uit het vuur. De groep komt op met corpsepaint en gehuld in kappen en witte gewaden, waarvan de borsten ontbloot blijven. Met name gitariste Nikoline Spjelkavik ontpopt zich als een soort performancekunstenaar en kruipt volledig in haar rol. Na enkele felle, maar wat eentonige blackmetaltracks volgt een bijzonder a capella-moment. Daarna verlaat de groep halverwege even het podium, om na een nieuw intro onder het bloed en volledig naakt (en met lange pruiken) het enigszins verbijsterde publiek tegemoet te treden. Wie door de theatrale aankleding heen kijkt, zal echter al snel de conclusie trekken dat de black metal van Witch Club Satan volstrekt inwisselbaar is. Hoewel de primitieve, simpele nummers behoorlijk agressief en ‘in your face’ zijn, laten ze ook weinig creativiteit of eigenheid horen. Een bijkomend euvel is dat het optreden helaas ook wordt gekenmerkt door technische problemen. Vooral bassiste Victoria Røising lijkt meerdere nummers last te hebben van een uitvallend instrument. De arme geluidsman, die op kruishoogte maar probeert om de basgitaar weer goed ingeplugd te krijgen, zal het zweet wel op zijn voorhoofd gehad hebben. Witch Club Satan is fascinerend, maar in muzikaal opzicht verre van bijzonder.
Dat laatste kan niet gezegd worden van de Noorse avantgarde blackmetalband Dødheimsgard, die in The Terminal zijn meest recente album Black Medium Current integraal ten gehore brengt. Met een speelduur van zeventig minuten is dat werkstuk een behoorlijke zit, maar de eigenzinnige en genreoverstijgende potpourri van stijlen (black metal, industrial, ambient, progressieve rock, klassiek en zelfs wat drum ’n-bass) is intrigerend genoeg om de aandacht vast te houden. Om dat muzikale veldboeket live volledig tot zijn recht te laten komen, zijn er liefst negen muzikanten nodig, waaronder een achtergrondzanger en -zangeres, twee bliepjesspecialisten die – gewapend met laptops – voor de industriële effecten moeten zorgen, en natuurlijk de band zelf. Zanger Vicotnik (Yusaf Parvez) vormt met zijn afwisselende stemgeluid en theatrale houding een vanzelfsprekend middelpunt. Gehuld in een soort zwarte bruidssluier haalt hij regelmatig een poeder uit zijn zak en blaast hij zichzelf in een wolk stof. Het is vooral genieten van uitstekende uitvoeringen van het gure Et Smelter, het bizarre Interstellar Nexus en het machinale Det Tomme Kalde Mørke. In de muziek horen we elementen van Arcturus, Enslaved, Thorns en A Forest Of Stars terug. De eclectische pastiche blijft moeiteloos boeien, mede dankzij de sfeervolle en vrij verontrustende visuele ondersteuning.
Niemand minder dan Steve Von Till is dit jaar ‘Artist in Residence’. De zanger, componist, dichter en multi-instrumentalist is bij het grote publiek vooral bekend van zijn werk met het sludge/post-hardcorecollectief Neurosis, waarmee hij overigens ook al in 2016 twee machtige headlinershows gaf op dit festival, ter ere van het dertigjarig bestaan van die band. De sympathieke, bebaarde frontman heeft echter ook een melancholische en ingetogen kant, die tot uiting komt in zijn werk onder de naam Harvestman (waarmee hij gisteren optrad) en in de prachtige combinatie van introspectieve folk en dark americana die hij onder zijn eigen naam uitbrengt. Met No Wilderness Deep Enough leverde de beste man in 2020 zomaar het hoogtepunt van het jaar af. De peilloze, monotone klanken laten je wegzinken, weg van de omgeving waarin je je bevindt, terwijl de tijd vertraagt en langzaam tot stilstand lijkt te komen en het rumoer van wereld om je heen verwaait en naar de achtergrond verdwijnt. Ledematen worden zwaar en melancholie overvalt je terwijl Von Till je met zijn zware, warmbloedige stemgeluid als een brommende druïde door de hypnotiserende soundscapes loodst. Ook het optreden van vanmiddag is wonderschoon. Von Till, die ook piano speelt, wordt bijgestaan door Brent Arnold op de cello en Dave French als percussionist. De sfeervolle beelden van voortjagende wolken door een dor woestijnlandschap ondersteunen de diep meditatieve klanken perfect. Het publiek luistert in respectvolle stilte naar sublieme uitvoeringen van Dreams Of Trees en Indifferent Eyes. Daarnaast horen we ook nieuwe nummers, afkomstig van het nog te verschijnen album Alone In A World Of Wounds. Dat belooft ook weer een parel te worden. Een prachtig, ontroerend en spiritueel optreden.
Na een eetpauze zorg ik dat ik op tijd aanwezig ben bij Hall Of Fame voor het optreden van Silver Knife. Deze internationale post-blackmetalgroep – met leden uit Nederland, België en Frankrijk – bestaat uit musici die hun sporen reeds ruimschoots verdiend hebben. In de gelederen vinden we niemand minder dan N. (Laster, Nusquama, Vuur & Zijde), Hans Cools (onder andere Hypothermia, Monads, ex-Trancelike Void), Déhà (Imber Luminis, Maladie, We All Die (Laughing), Yhdarl, Slow en ontelbare andere projecten) en Pierre Perichaud (Paramnesia). Het viertal presenteert zijn tweede, titelloze langspeler, die vandaag uitgebracht wordt. Hoewel de muziek anno 2025 niet meer bijster vernieuwend is, is de uitvoering uitstekend. Silver Knife strooit met messcherpe riffs en kolkende blastbeatpassages, sporadisch afgewisseld met een ingetogen, akoestisch moment. Het optreden krijgt een extra lading als Déhà vertelt wat het festival voor hem betekent en aangeeft dat dit pas zijn eerste optreden is na periode van burn-out, wat hem op een welgemeend applaus komt te staan. Zijn hoge doodskrijs voegt overigens zeker het nodige toe aan de strak rossende blackmetalmachinerie. Al met al een overtuigend optreden.
Ik blijf in de buurt van de Hall Of Fame rondhangen omdat ik ontzettend benieuwd ben naar het optreden van de Indonesische Denisa, een zangeres wiens stijl wordt omschreven als ‘smokey shoegaze’. Na tijdens eerdere edities compleet overdonderd te zijn voor enigszins vergelijkbare groepen als A.A. Williams en Lucy Kruger & The Lost Boys zorg ik ervoor dat ik op tijd aanwezig ben. Mijn voorzorgsmaatregelen blijken niet nodig, want tot enkele minuten voor aanvang is de zaal angstvallig leeg. Het viertal, dat voor het eerst op tournee is in Europa, maakt dan ook een wat timide indruk. Gaandeweg groeit met name de vocaliste in haar rol en legt ze – naast haar mooie stemgeluid – ook meer en meer expressie in haar performance. Met name tegen het einde van de set, als we enkele behoorlijk heftige nummers te horen krijgen, gaat ze helemaal los met felle screams, om op het podium liggend te eindigen. Mooi om te zien hoe de groep de schuchterheid van zich afgooit en de sprekende, intense composities laat spreken.
De prominente plek op Main Stage op zaterdagavond voor Altin Gün verraadt al hoeveel fiducie de organisatie heeft in deze band. Naar verluidt probeerde men de Amsterdamse, psychedelische formatie al jaren naar Tilburg te halen. De muziek van het zestal is gebaseerd op eigen bewerkingen van Turkse psychedelische muziek en traditionals. De zaal is goed gevuld en het is mooi om te zien dat de band nauwelijks zenuwen lijkt te hebben voor dit optreden, terwijl de muziek van Altin Gün – ondanks de gemeenschappelijke psychedelische roots – zich toch niet direct in hetzelfde muzikale universum bevindt. Het sextet kiest ervoor om de nadruk te leggen op de meest psychedelische nummers uit het oeuvre. Gecombineerd met fraaie, ondersteunende visuals blijkt de muziek zeer aanstekelijk te werken. Her en der staan mensen te dansen op de lome, dromerige klanken, de aanstekelijke, tribale percussie en de warmbloedige vocalen. Vooral de hoge mate van muzikaliteit en het perfect afgestelde geluid vallen op. Altin Gün transporteert de aanwezigen naar een andere tijd en plaats. Een zeer aangename verrassing!
We blijven in lome, psychedelische sferen met het optreden van Ora Cogan in Next Stage. De Canadese componiste, zangeres en multi-instrumentaliste maakt een zeer dromerige mengeling van folk, americana en psychedelica, met veel klassieke invloeden door de toevoeging van cello en viool. Haar zwoele, melodieuze en tegelijkertijd doorleefde stemgeluid vormt het ankerpunt in de etherische composities. Cogan – die ook de viool en gitaar hanteert – wordt live bijgestaan door een drummer/percussionist, gitarist, bassist, een extra violiste en keyboardspeelster. De weemoedige, gevoelige composities zijn weliswaar vrij minimalistisch, maar zitten vol muzikaliteit en komen prachtig tot bloei. Mooi ook om te zien hoe Cogan tijdens de nummers contact maakt met haar bandgenoten en zichtbaar staat te genieten van het optreden. Een ingetogen, maar erg fraai optreden.
Toch eindigt de zaterdagavond zeer luidruchtig. En na een aantal uren te hebben genoten van zeer stemmige, ingetogen muziek merk ik dat ik ook wel erg veel zin heb in de compromisloze sludge/noise-rock/grunge van Chat Pile. Twee jaar geleden stond de groep uit Oklahoma City ook al in Tilburg op de planken, met een sterke, hoewel ietwat rommelige show. Ditmaal speelt het viertal zijn tweede album Cool World integraal. De band speelt een heel stuk strakker dan twee jaar geleden en de bandleden lijken inmiddels uitstekend op elkaar ingespeeld. De groezelige en miserabele sfeer, de rauwheid en het opgefokte karakter van deze plaat komt live heel goed uit de verf, met name door het uitstekende geluid. Nummers als I Am Dog Now, Funny Man en Frownland hebben de impact van een mokerhamer. De hoekige riffs, de onvoorspelbaar grauwende en brullende frontman Raygun Busch en het genadeloos beukende drumwerk van ‘Cap’n Ron’ missen hun uitwerking niet. Hoewel het ontbreken van achtergrondbeelden een gemiste kans is – zeker wanneer we de zeer naargeestige clips van de band in ogenschouw nemen – bewijst Chat Pile met dit uitstekende optreden zeker geen eendagsvlieg te zijn. Een waardige afsluiter van de dag.