De Zweden van Orbit Culture zijn graag geziene gasten op festivals en hebben vooral onder jongeren een groeiende schare fans. De band speelt moderne groove metal van het rauwe, vieze en vooral kneiterharde soort, waarbij regelmatig uitstapjes naar metalcore worden gemaakt. Ik heb die toenemende populariteit nooit helemaal begrepen. De albums die tot dusver verschenen, zijn degelijk en best genietbaar, maar niet bijster onderscheidend, noch erg origineel. De meest recente langspeler, Descent (2023), is daarbij ook nog eens vrijwel onluisterbaar door de productie die de dichtheid heeft van een zwart gat, waardoor de instrumenten en soms zelfs de songs niet meer van elkaar te onderscheiden zijn.
De nieuwe schijf Death Above Life lijdt helaas aan hetzelfde euvel. Vooral het middelste deel trekt als een grauwe brij van herrie aan je voorbij. En dat terwijl de heren best tot wat goeds in staat zijn. Om te beginnen spatten de agressie en de furie werkelijk van deze plaat af. Alles voelt rauw en intens en doordrenkt van emotie. De songs zijn weliswaar lang, maar de band speelt met diverse texturen en tempi en weet voldoende dynamiek in de composities te stoppen. De intensiteit is zonder uitzondering heel hoog en de agressie voelbaar.
De opener Inferna is een voorbeeld van een goede Orbit Culture-song. Deze begint furieus, met een dynamisch contrast tussen de brute death growls en de cleane vocalen van zanger Niklas Karlsson, die voor de nodige diepte zorgen. Slim gebruik van synths voegt extra sfeer toe en biedt een mooi tegenwicht voor de bruutheid van de riffs. De breakdown in het midden heeft een hyperstrakke riff die recht uit metal core komt en klinkt als mitrailleurvuur. Het samenspel tussen de gitaren (die soms ook nog wat djent-invloeden vertonen) de contrasterende zanglijnen en de synths, zorgen ervoor dat dit nummer blijft boeien. Het daaropvolgende Bloodhound tapt eerder uit een techdeath-vaatje en combineert dat met een Slipknot-achtige groove. De breakdown is nog zwaarder en trager dan die in Inferna. Uiterst boeiend.
Daarna beginnen de nummers echter een beetje op elkaar te lijken. Dat komt deels doordat de structuur steeds vrijwel hetzelfde is. Maar een groter probleem is dat de voortdurende hoge intensiteit waarmee er wordt gespeeld op een gegeven moment uiterst vermoeiend begint te worden. Elk nummer explodeert in je gezicht, er wordt geschreeuwd, gestampt en gebonkt, waarbij alles groots, grootster en grootst klinkt. Alle emoties zijn voortdurend maximaal, elke riff op zijn meest intens. De volumeknop staat vast op elf, zogezegd. En dan helpt het niet dat de productie de sound zo ondoordringbaar maakt dat er geen enkele nuance te ontwaren is. Songs als Hydra, dat een trager tempo kent en een wat lossere, Rammstein-esque groove heeft, en The Storm, met zijn verrassende meezingrefrein en intrigerende synthlijnen, zorgen nog voor wat vaste grond onder de voeten. Maar verder zak je weg in een muur aan geluid.
Wat er vooral ontbreekt op dit album is kleur. Iets wat diepte kan geven aan al die rauwe intensiteit. Er is veel te weinig melodie te bekennen die voor een diepere laag of een tijdelijke verlichting van de pijn kan zorgen. Kortom, de finesse ontbreekt, en die is wel degelijk nodig in muziek die zo hard en intens is. Een mens moet ook ademen; luisteren naar dit album voelt alsof je bijna zestig minuten lang je adem moet inhouden.
Al met al geeft Death Above Life weinig aanleiding om mijn eerdere oordeel over de band bij te stellen. Los van de schaarse hoogtepunten zijn de songs op dit album gewoon niet onderscheidend genoeg om heel ver boven de middelmaat uit te stijgen. Andere bands, zoals Gojira, Fear Factory en Trivium hebben hetzelfde gedaan, maar dan beter. Kortom, Orbit Culture is een zeer getalenteerde band met veel potentie, die er op dit moment niet uithaalt wat erin zit. En die, dat moet met klem gezegd, dringend op zoek moet naar een nieuwe producer.