Vroeger hadden pop en metal niks met elkaar te maken. Popmetal was een contradictio in terminis. Maar tijden veranderen. Tegenwoordig flirt menig metal- en rockband met het o zo gehate genre. Ook slijten de scherpe randjes van vroeger. Niet in de laatste plaats om commerciële redenen wordt de meest poppy track van het album vaak de videoclip. Hoe mooi zijn dan ook de gezichten van de eendagsfans die alleen die hitjes kennen en er pas bij het concert achter komen dat ze naar een metalband zijn gegaan. Prachtig!
Maar teenage angst en frustratie maken plaats voor harmonie en melodie. Het wordt met de jaren allemaal stabieler. Met wisselend succes uiteraard, maar het heeft bijvoorbeeld Tesseract geen windeieren gelegd. De solo-artiest van dit album staat al aardig wat jaartjes achter de microfoon. Getuige dit album kan Daniel Tompkins daar niet al zijn muzikale creativiteit in kwijt. Tesseract is hem nog niet poppy genoeg.
Met dit debuutalbum schurkt hij namelijk nog meer tegen de commerciële genres aan. Niet dat hij zijn ziel volledig verkoopt. Het blijft experimenteel. Castles is de zoektocht naar een nieuwe sound; een ontdekkingstocht. Maar dan dus wel met een softe insteek. Wie hoopte dat de eerste videoclip (Saved met Acle Kahney van Tesseract) ook slechts de meest poppy track van het album zou zijn, heeft pech. Dat nummer is wel degelijk representatief voor de rest van het album. Het heeft dan ook niks met metal te maken.
Maar Daniel zou Daniel niet zijn als hij het zichzelf makkelijk zou maken. Hij is duidelijk zoekende naar vorm en dat maakt dit album ietwat onsamenhangend. Hij wordt zowel door Massive Attack-achtige elektronica als door echte drums ondersteund en die passen niet heel erg bij elkaar.
Rode draad is echter zijn zalvende stem. Logisch, want waarvan anders dan zijn kopstem kennen we Daniel? De zoektocht naar de tegendraadse lijn is ook hier terug te vinden. Maar veelal volgt hij de muziek; netjes binnen de lijntjes. Verwacht dus geen heftige uithalen en al helemaal geen grunts. Het is allemaal beheerst, introspectief zelfs.
Hij had het echter bij de eerste zeven tracks moeten laten. Na vijfendertig minuten volgt namelijk een rondje 'doe eens gek met deze track'. Eerst moet Black The Sun eraan geloven. Vervolgens krijgt u Limitless nogmaals voor uw kiezen. Met Dmitry Stepanov welteverstaan. En dan is het Kiss met Randy Slaugh.
Alsof dat nog niet genoeg is, komt daarna het openingsnummer Saved maar liefst drie keer opnieuw voorbij. Achtereenvolgens zijn het Acle Kahney (Tesseract), Paul Ortiz (Chimp Spanner) en nogmaals Randy Slaugh die de track een draai geven. Dit had gewoon niet gehoeven. Drie keer dezelfde track achter elkaar is sowieso nonsens. Het maakt de plaat alleen maar onsamenhangender. Niet in de laatste plaats omdat hij volledig dubstep gaat op die tweede Kiss-versie.
Het zijn stuk voor stuk geen slechte nummers, maar hij had hier een losse release van moeten maken. Of misschien wat leuke clips moeten maken en op YouTube keilen. Of als bonus-cd voor early birds bij een limited edition. Nu is het een ongemakkelijke toevoeging aan wat op zich best een aardige plaat is.
Maar Daniel is zoekende en dat moet hij vooral blijven doen. Er zijn genoeg aanknopingspunten en vertrekpunten. Wie weet wat hij nog meer aan zijn arsenaal toe kan voegen? Wie weet hoe hij zich ontwikkelt als solo-artiest als hij in zijn eentje de bühne opgaat? De toekomst zal het leren.
Tracklist:
1. Saved
2. Black The Sun
3. Castles
4. Kiss
5. Limitless
6. Cinders
7. Telegraph
8. Black The Sun (Head Rework)
9. Limitless (feat. Dmitry Stepanov)
10. Kiss (feat. Randy Slaugh)
11. Saved (feat. Acle Kahney)
12. Saved (feat. Paul Ortiz)
13. Saved (feat. Randy Slaugh)